hoe zou jij het vinden
je voordeur opengewrikt door klepperend bot
korte scherpe tong het laatste wat je ziet
helften van je trotsgebouwde huis
blijven opengespreid liggen
alleen een dakscharnier plakt
totdat een reus van een kind
je huis tussen twee vingers neemt
hap hap neus ertussen
het strand ligt vol zelfgebouwde huisjes
je mag ze oprapen
laat alleen de mijne liggen
Zondagavond 31 augustus besprak John Jansen van Galen om 23:48 mijn Corona Sonnettenkrans in Met het Oog op Morgen, op NPO Radio 1! Terug te luisteren via de NPO app of website.
Het is helemaal niet erg om te horen dat ik de primeur in de Nederlandse taal heb met een sonnettenkrans over corona, ook niet erg om in één adem genoemd te worden met grote schrijvers die veel, heel veel, meer ervaring hebben.
Begin dit jaar schreef ik een sonnettenkrans met de titel “Corona”. Tzum heeft deze serie in zijn geheel gepubliceerd, één sonnet per dag van 1 tot en met 15 augustus 2020. Het meestersonnet staat ook op coronagedicht.nl en sonnet nr. 12 heb ik voorgedragen in een uitzending nr. 149 van De Eeuw van de Amateur.
Op 17 augustus, slechts 2 dagen nadat de hele sonnettenkrans compleet op Tzum.info stond, schreef Marie-José Klaver op Neerlandstiek.nl een recensie ! Het is mijn tweede recensie ooit (de eerste ging over mijn bundel) dus dat is op zich al heel opwindend.
Klaver heeft mijn poëzie heel goed gelezen en wijst op elementen die ik zelf, met mijn eigen blinde vlek, niet uit had kunnen leggen. Ik ben er blij mee en dankbaar voor de aandacht die ze voor mijn werk toont.
Daarbij heeft Marie-José Klaver ook gezien dat de eerste letters van het meestersonnet een acrosticon vormen voor “covid-negentien”.
Óp naar de volgende serie, al zal het voorlopig geen sonnettenkrans meer worden. Ik ga op zoek naar mijn eigen vormen.
Begin deze maand is mijn 15-delige sonnettenkrans “Corona” gepubliceerd op het welgerespecteerde en goedgelezen weblog Tzum.info
Wat ben ik daar dankbaar voor en blij mee. Het is een heel ander gevoel om zélf iets de ether in te slingeren of om mee te mogen doen op een platform waar ook andere schrijvers me zijn voorgegaan. Ik ben niet alleen buitenbeentje, zoals ik soms ervaar, ik hoor bij de schrijvers. Met dank aan Coen Peppelenbos!
Gisteren werd in VondelCS de podcast ‘de Eeuw van de Amateur’ opgenomen, in het Podcast&Chill programma dat daar met enige regelmaat wordt georganiseerd. Het is een prachtige plek, aan het Vondelpark, en de opname is ook tof om eens te zien. Het is half een show, want je bent wel publiek, maar het eindproduct is ondertussen de podcast. Iedereen krijgt een ‘silent disco’ koptelefoon op, waarmee je naar de podcastmakers kan luisteren – maar als je de koptelefoon afzet, hoor je ze ook praten in de ruimte . Het geeft een verrassend inzicht in hoe radio feitelijk gemaakt wordt – en hoe stemmen vervormen en verduidelijken met een goede kwaliteit microfoon en mixtafel ertussen.
Op 3 juli werd mijn eerste gedicht uitgezonden door Botte en Ype van de Eeuw van de Amateur, dat ik had ingesproken op de Eeuw-o-foon, oftewel de voicemail. In de podcastst daarna werden mijn inzendingen ook opgenomen! Op 10 juli deelde ik een sonnet uit mijn corona-reeks, op 18 juli een gedicht speciaal voor Ype, over welke soort hagelslag ik zou kiezen in de supermarkt.
Voor deze week, voor de opnamen in VondelCS en met name voor het thema Pride, schreef ik een speciaal gedicht:
Op 3 juli 2020 hebben Botte Jellema en Ype Driessen een ingesproken gedicht van mij opgenomen in de podcast de Eeuw van de Amateur. Ik ben daar erg blij mee, dank aan Botte en Ype!
Ik vind het hilarisch dat “wat zou Catharina van Daalen doen” opeens een catchphrase is.
(Ik zou overigens het grootste pak hagelslag kiezen, liefst die met roze hageltjes erbij. Letterhagelslag zou mijn echte voorkeur hebben áls er genoeg letters in zouden zitten om echte woorden mee te leggen. Doe dan maar een fridge poetry kit.)
Luisteren naar de pocast (sowieso een aanrader) kan via iTunes, Spotify of een andere podcastaanbieder of via Eeuw van de Amateur shownotes wiki Mijn inzending is vanaf 81:20 te horen.
hier is het gedicht dat ik voorlees in de podcast:
Bijna veertig
zonder sex met mensen zonder achternaam
zonder schulden van mijn studies
nagenoeg zonder alcohol
zonder spiraal en zonder condooms
dankzij doorgeknipte zaadleiders
zonder het samenzijn van mijn ouders
zonder het moeten verdelen van de boedel
zonder bijles want wie geeft dat
bijles in volwassen zijn
zonder oude stadsfiets, step, driewieler
zonder afgetrapte gympen
zonder zwartgeverfde haren
nagenoeg zonder make-up
zonder bulimia
zonder kanker
zonder abortus
zonder miskraam
de komende negenendertig worden een eitje
In een poging heel de wereld te onderwerpen
Aan mensenbotten hun wapens te scherpen
Zochten zeven ijsreuzen middels een advertentie
Apocalyptische bondgenoten met gruwelijke potentie
Hun oproep leverde helaas niets op
nog geen appje of enveloppe
De oudste reus, met jicht in beide benen,
wilde niet mee de usual suspects te gaan overreden
Zes reuzen scheepten in met ijspegels en bijlen
voeren uit om de Vier Ruiters te gaan peilen
De jongste reus wilde naar zijn gletsjer terug
vond een lift op een bultrugrug
Eenmaal aangekomen op het vaste land
vonden ze Oorlog snel in Legoland
Hij wilde liever daar blijven vechten
De strijd tussen Batman en Joker beslechten
De dikste reus leed onder het warmere klimaat
En het felle licht van de vroege dageraad
Hij pikte het schip dat hen allen had gebracht
Liet vier ijsreuzen achter, middenin de nacht
Pestilentie was te ziek om deel te nemen aan vergelding
Bleef weg van de afspraak, zonder absentiemelding
Hij zat bij de ARBO-arts te wachten
Migraine, een naar kuchje, allerlei vage klachten
Vier reuzen liepen met de zee aan d’ rechterhand
Voelden zich met het kille water verwant
De weg naar Amsterdam voer langs het grote zeegat
Waar één ijsreus bleef steken in het wad
Honger sloot een weddenschap op de Wallen
Om een all-you-can-eat buffet aan te vallen
Geen Engelse stagparty kan het van hem winnen
Want elke hap verdwijnt daarbinnen
Drie ijsreuzen durfden niet gedrieën
de mensheid aan, en met knikkende knieën
Gingen zij naar de Dood om te smeken
de heerschappij van de tweevoeter fataal te breken
Dood bezag alles vanuit zijn oorfauteuil
Was die dag in een vredelievende bui
Doch één reus heeft hij bij zich gehouden
Die had diepe steenrot, al leek hij slechts verkouden
De twee laatste reuzen keken elkaar lang aan
Besloten toen: “Wij openen een ijsbaan!”
Met ijs en zonder flauwekul
En toen waren er nog nul
Sinds het begin van de verspreiding van het coronavirus (COVID-19), bleef ik maar denken aan de voor mij oorspronkelijke betekenis van ‘corona’: een sonnettenkrans van 14 sonnetten waarbij de laatste regel steeds de eerste regel van het volgende gedicht is; en waarvan alle beginregels samen het 15de ‘meestersonnet’ vormen. Daarom ben ik al weken aan een reeks aan het schrijven, met wisselend succes. Het Meestersonnet heeft alvast op de website www.coronagedicht.nl gestaan. Binnenkort volgt op deze website mijn hele sonnettenreeks.
Zondag 15 maart zou ik deelnemen aan het afsluitende gala van Granate Festival. Het is een eer om deel uit te mogen maken van een festival dat zich richt op diversiteit en inclusiviteit in kunst, poëzie, muziek en film.
Maar helaas, het festival ging niet door vanwege de anti-corona-maatregelen. Vandaar dat ik mijn deelnemende dichtregels insprak op video, die door Granate gepost werden op social media. Hieronder mijn fragment. Hopelijk volgend jaar beter!
Recent was ik op de Faeröer eilanden, die mijn bundel “Tot hij oceaan werd” inspireerde. Ik las het gedicht ‘Nólsoy’ voor, met op de achtergrond het eiland Nólsoy.